In zijn voorwoord van deze maand legt hoofdredacteur Jan van Loon uit waarom hij de verbolgenheid over de afzeggingen voor de World Cup wedstrijden niet terecht vindt.
Op het moment dat de ISU de World Cup kalender bekendmaakte, wist elke schaatskenner dat een deel van de Nederlandse top de eerste twee wedstrijden in Azië links zal laten liggen. De reacties zijn niet mals: ‘Het is slecht voor de sport, de fans willen de kampioenen zien en logisch dat de sponsoren weglopen bij het schaatsen.’ De mensen hebben gelijk, voor een deel dan. Een klein deel wat mij betreft.
Kampioenen als Kramer, Bergsma en Wüst worden afgerekend op hun resultaten tijdens de grote toernooien. Daar gaat het om, ook voor de fans en sponsoren. En daar horen offers bij, en die breng je het liefst niet, maar zijn onvermijdelijk in de hedendaagse topsport. In elke sport zie je dat er offers worden gebracht, om het voor ogen einddoel een zo groot mogelijke kans van slagen te geven. Die offers lijken in de toenemende professionalisering van de sport alleen maar groter te worden.
Wielrennen bijvoorbeeld. Door de jaren heen is het aantal koersdagen per renner enorm afgenomen en de renners die durven te kiezen zijn succesvol. Eddy Merckx reed vroeger nagenoeg elke koers, maar in hoeveel wedstrijden zien we de hedendaagse succesvolle wielrenners nog? Inderdaad, in steeds minder wedstrijden. Ook in het voetbal spelen ploegen als Barcelona en Manchester City regelmatig met een minder sterke opstelling om spelers rust te geven. Elke wedstrijd spelen, in elke wedstrijd presteren, het is niet mogelijk en dat wordt geaccepteerd. Waarom hekelen we het dan zo in het schaatsen?
De langebaanploegen in Nederland trainen allemaal op zeer professioneel niveau, met als doel om tijdens de echt belangrijke wedstrijden te kunnen pieken. Niet elke wedstrijd en niet elke verre reis past in de voorbereiding naar het einddoel.
Het getuigt van professionaliteit om keuzes te durven maken. Die keuzes zijn voor een sporter, die het liefst elke wedstrijd rijdt, vaak erg moeilijk. Maar die sporter weet ook dat er tijdens de belangrijke momenten in het seizoen de best mogelijke prestatie wordt gevraagd. Niet alleen van hemzelf, maar ook van de fans en sponsoren. Daarvoor moeten offers worden gebracht en wie dat niet snapt, begrijpt niets van topsport. Laten we de afzeggers afrekenen op het resultaat tijdens de grote toernooien. Als ze daar goed presteren, horen we er niemand meer over.
Jan van Loon
Hoofdredacteur Proskating magazine