“Toen heb ik 195 kilometer alleen gereden. En ik heb m’n eigen nog nooit zo sterk gevoeld als die dag.” De herinneringen aan de Veluwemeertocht zijn Lenie van der Hoorn-Langelaan dierbaar, zoals de meeste herinneringen aan haar prestaties op natuurijs haar lief zijn. Ook Merel Bosma kan er nu van genieten, al is dat niet altijd zo geweest. Toch pakt ze haar eerste podiumplek op het zware eis van de Weissensee. “Sindsdien heb ik vleugels op natuurijs.” Voor Lenie kwam het natuurijs als een bevrijding, in een tijd dat ze moest vechten om erkenning. Maar ze gaf nooit op, niet op het ijs, maar ook niet daar buiten. Mede dankzij haar voorwerk kan Merel Bosma met haar collega’s nu vrijuit haar sport beoefenen. Want dames die schaatsmarathons reden, dat werd nog niet zo lang geleden op z’n zachts gezegd niet erg gewaardeerd.
Dit artikel verscheen in november 2018 in Proskating. Omdat Lenie met Klasina Seinstra en Tineke Dijkshoorn eindelijk de erkenning kreeg voor hun overwinning in de Elfstedentocht, plaatsen we het verhaal dat illustratief was voor de weerstand waar vrouwen in het marathonschaatsen van weleer mee te maken kregen, nu op onze website. Meer van dit soort verhalen lezen? Neem dan een abonnement op Proskating.
“Als jij maar heel goed weet, dat nooit een gewone boer- of tuindersjongen zo’n meid mot. Een meid op een racefiets.” Lenie’s vader vindt het maar niets, dat gesport van zijn dochter. “Sport, dat was hard hollen en geld toegeven. Dat was nergens voor nodig”, weet Lenie. Het tekent de grondhouding in huize Langelaan, en meer nog, het tekent een tijdsgeest die we bijna niet meer herkennen, maar die nog maar kort achter ons ligt. Het is in deze sfeer dat Lenie van der Hoorn tegen de stroom in een ongeëvenaarde erelijst van liefst dertien overwinningen in wedstrijden over 200 kilometer opbouwt. De winst in de Elfstedentocht van 1985 is de sportieve kroon op haar werk. De Veluwemeertocht wint ze liefst twee keer, maar haar tweede overwinning is het meest indrukwekkend, en staat misschien wel symbool voor haar hele carrière.
‘Ik vond natuurijs nooit leuk’
Vanaf de waterkant op het terras van Café de Klink is het moeilijk voor te stellen hoe de schaatsers gezwoegd hebben op de grote open vlakte van het Veluwemeer. Wedstrijden over 200 kilometer waren het, waar alleen de allersterksten overeind bleven. Jan Roelof Kruithof won er, Dries van Wijhe deed het meermalen, de zusjes Greta en Jenita Smit pakten er beiden de zege, en recenter waren het Geert Jan van der Wal en Mireille Reitsma die meer dood dan levend als winnaar over de streep strompelden. En dan Lenie van der Hoorn natuurlijk, die voor haar tweede overwinning in Elburg in een eindeloze solo de concurrentie wist af te troeven. Wat zich hier heeft afgespeeld, staat Lenie nog helder op het netvlies, voor Merel is het een nog onbekende wereld. Toen de laatste Elfstedentocht werd gereden was ze net vijf.
Tijdens de laatste serieuze vorstperiode had Merel nauwelijks oog voor de wedstrijden op natuurijs, de focus lag op haar eigen prestaties: “Ik was op dat moment heel erg met mijn regiowedstrijden bezig. Als kind vond ik het wel leuk. Mijn moeder zei ‘je trok houtjes aan en reed zo weg’. Ik had nog nooit geschaatst, maar dat talent, dat had ik. Dat heb ik geleerd op natuurijs.” Maar wedstrijden op buitenijs? “Nee, ik vond het nooit echt leuk.” Dat dit later radicaal zal veranderen, kan ze dan nog niet vermoeden. Ze komt uit het langebaanschaatsen, maar heeft al vroeg een voorkeur voor lange afstanden, met name de drie kilometer. “Toen ben ik regiowedstrijden gaan rijden, puur als training, en dat ging zo goed, dat ik meer dan de helft van die wedstrijden won. Ik heb zelf een aantal ploegen benaderd, omdat ik het zo’n leuk spelletje vond. Toen heb ik een beetje brutaal opgebeld, van ‘ik ben Merel, ik heb regiowedstrijden gewonnen en ik wil landelijk rijden. Hebben jullie plek?’”
‘De dametjes mogen maar 40 kilometer’
Lenie wilde wel langebaanwedstrijden rijden, maar werd bewust buiten de deur gehouden. Ze was te oud, zo vonden de oefenmeesters, dus besloot ze aan te pikken bij de mannen, die rond die tijd de eerste marathons begonnen te rijden. Als ze als dame eind jaren ’60 met de komst van landelijke wedstrijden tegen haar zin niet meer bij de heren mag starten, is ze gedwongen korte wedstrijdjes te rijden. 25 rondjes, niet meer. Hoe mager ook, het is toch een belangrijk begin, weet Lenie: “Dat heb ik met anderen echt gedaan voor de toekomst, om voor de meiden wat te doen.”
Maar Lenie wil meer, die kwartierwedstrijdjes zijn haar veel te kort: “Dan vroegen we: kunnen we niet meer? Want dat wilde ik graag. Nee, dan moesten er eerst 50 of 80 deelneemsters zijn. En dat haalden wij niet. Maar wat doe jij dan als je langeafstander bent en Atje Keulen Deelstra zit achter je kont en ze wacht allenig op het spurtje? Als je iets doet en je rijdt je eigen leeg, dan ben je weg.” Op natuurijs is dit anders, hoewel ook daar de heren van de wedstrijdleiding het voor de dames liefst zo kort mogelijk willen houden. Ze is er nog boos over, al was het maar omdat jaren eerder dames wel lange afstanden mochten rijden. “In 1947 heeft Deborah van der Hoorn in Ter Aar furore gemaakt door de Ronde van Loosdrecht te winnen, voor Sjoerdje Faber en Woppie Kooistra. Die meiden reden ook 120 kilometer! En dan komen wij daar aan en dan zeggen ze ‘ja, maar de dametjes, dat ken toch niet? De dametjes moeten maar 40 kilometer’.” Merel knikt begripvol: “Ik snap uw frustratie.” Lenie, vol vuur, slaat met haar platte hand hard op de tafel. “Maar ik ben gaan strijden, want waarom konden wij niet wat die meiden in ‘47 wel konden?” Ze kan hierbij op de waardering van Merel rekenen: “Heel goed, ik ben blij dat u dat gedaan heeft.”
Genieten van je eigen kracht
Gaandeweg komt er wat verandering, maar van wedstrijden voor vrouwenalleen is nog nauwelijks sprake. Zo ook in de Veluwemeertocht van 1987. “Daar gingen we van start met de mannen, dat waren grote pelotons. Het was mistig, een beetje van dat nattige ijs. En je moest stempelen.” Merel, verbaasd: “Je moest stempelen?” Lenie: “Ja, het is de stempelwedstrijd, hè. Daar stonden drie grote tafels met schragen en planken, met dakkies eroverheen. Het was best wel koud, er stonden allemaal mannen met lange jassen achter, zo drie bij mekaar. Ik had al zoveel ervaring, dus ik denk ‘tjonge jonge, het is tegenwind, straks voor de wind gaan ze rijden. Wedden dat die A’s gaan rijden voor de wind?’ Ik naar voren, handen los. En toen zat ik vrij ver naar voren in het peloton van de A-rijders.”
Door gedoe bij de stempelpost, moet ze weer achteraansluiten. “Je kan het niet wagen om zonder stempel weg te rijden, zeker niet als vrouw. Dus ik was toen laatste, met Peter Winnen, die liet zich ook verrassen.” Als de wielerprof volle bak naar voren rijdt, gaat het Lenie net te hard. “Toen heb ik alleen gereden. Er was een tweede groep achter me, een heel groot peloton, en daar zat Betty Westerveld in.” De concurrente moet op afstand worden gehouden, dus zet Lenie aan. “Toen heb ik 195 kilometer alleen gereden. Ik heb m’n eigen nog nooit zo sterk gevoeld als die dag.” Lenie zit in de flow en kan blijven gaan. Ja, bij de stempelpost ging het mis, maar in haar eentje redt ze zich ook prima. Ze vermaakt zich met het krakende geluid van de ijzel op haar rug. Het is nog ver, maar ze heeft er alle vertrouwen in.
Lenie noemt het: “Genieten van je eigen kracht.” Dat herkent Merel meteen. “Dat is een beetje wat ik tijdens het ONK op de Weissensee had, ook al was dat maar 80 kilometer. Ik kon maar doorgaan. Je zag anderen vallen, en moeite hebben en hijgen. Dan denk je ‘joh, stel je niet zo aan, het gaat toch hartstikke goed’. Supermooi is dat, als je dat hebt.” Voor Merel is dat gevoel nieuw, zeker op natuurijs. De eerste kennismaking bevalt haar totaal niet: “De allereerste keer in Oostenrijk zat ik in Team Egbert Egbers en ik vond het verschrikkelijk daar. Ik reed in elke scheur en ik bakte er helemaal niks van. Ik wilde naar huis.”
Doorbraak op natuurijs
Haar overgang naar topploeg Mkbasics.nl verandert veel. Merel leert van Lisa van der Geest en Iris van der Stelt. Over trainen, over tactiek en over rijden op natuurijs. Eenmaal aangekomen op de Weissensee, gaan de dames elke dag rijden. Om aan het ijs te wennen. Om het gevoel te krijgen. “Vooral Lisa gaf me heel veel tips van ‘doe dit meer, en doe meer zo’ en ‘ga op die manier rijden’.” Lenie vult aan: “Goed kijken, goed geconcentreerd rijden. Want op de baan kan je iets anders rijden, dan hoef je niet per se op het ijs te letten.” Merel knikt: “Ik kreeg daardoor ook meer zelfvertrouwen en ging dat ook uitstralen. Ik durfde en was niet bang.” Vol zelfvertrouwen, maar met het voornemen in dienst van de ploeg te rijden, belandt ze pardoes in de kopgroep. De verrassing is compleet. “En toen werd ik zelfs tweede”, zegt ze bijna verbaasd. Merel is blij met de onverwachte uitslag, de haast volmaakte race. Maar de topsporter in haar voorkomt dat ze helemaal tevreden terugkijkt: “Toch heb ik er een heel dubbel gevoel aan overgehouden. Ik denk dat ik echt wel had kunnen winnen, alleen had ik nog nooit finales gereden. Ik had zelfs nog nooit podium gereden. Maar sindsdien heb ik vleugels op natuurijs.” De cirkel was rond: op natuurijs leerde ze schaatsen, daar bleek haar talent, maar op kunstijs vond ze de weg naar de top. Om vervolgens juist op het gevreesde natuurijs definitief door te breken.
‘Nou zit ik potverdorie bij een vrouw’
Lenie wijst intussen over het water naar een denkbeeldig punt vlakbij het terras, als ze verder vertelt over haar wedstrijd op het Veluwemeer. “Ik voelde me ongelofelijk sterk. Je kon op deze kant precies zien of de groep dichterbij kwam, of verder weg was.” Merel: “Hoe groot was het rondje eigenlijk?” Lenie: “Tien kilometer. Het was zo smal, dat je het kon zien als ze eraan kwamen. Dus je kon inschatten of het vijf minuten voorsprong was, of twee minuten.” Ze is verbaasd dat het peloton concurrente Betty Westerveld niet terugbrengt en pikt onderweg nog een vreemde kostganger op. “Die was aan het dolen en zegt ‘mag ik meerijden?’ Hij had bevroren ogen en zag de kant niet meer. En hij zegt: ‘Ik vind het zo rot, achter een vrouw aanrijden’. Ik zeg ‘nou, dat geeft niet, dat maakt niks uit. Ga maar mee’.” Maar met nog maar één rondje te gaan geeft hij er de brui aan. “Hij vertikte het”, vertelt Lenie met een mengeling van verbazing en verontwaardiging. “Toen zei-ie: ik blijf hier. Hij heeft ‘m niet uitgereden.”
Het voorval brengt Lenie op tal van voorbeelden van kinderachtig gedrag ten opzichte van vrouwen. Van mannen die letterlijk proberen haar en andere dames uit de wedstrijd te trappen. Of zoals het incident met de broer van Tourwinnaar Jan Jansen, die op de Rottemeren met Lenie alleen komt te zitten. “Toen kwamen we precies in elkaars vaarwater. En toen zat-ie bij mij, en hij keek me toch vuil naar mij. ‘Sodemieter!’ zegt-ie.” Er volgt een klaagzang over alle trainingsuren die hij in het schaatsen heeft gestopt. “En dan zit ik potverdorie bij een vrouw.” Lenie weet even niet wat ze ermee aan moet. “En toen dacht ik ‘ik moet er voorbij’.” Het lukt niet, en Lenie besluit op hem in te praten. “Ik zeg ‘nou, ik heb het werelduurrecord. En ik heb getraind, ik heb ontzettend hard getraind.’ Op een gegeven moment ontdooide-ie, maar we waren tot elkaar veroordeeld. Ik heb zo in mijn loopbaan heel veel ervaring gehad, met mannen die het raar vinden als vrouwen een hoog niveau hebben.” Merel: “Dat was vroeger veel meer dan nu.”
Over die mannen maakt Lenie zich niet druk, als ze uiteindelijk na een solo van ruim zeven uur als eerste vrouw over de streep bij Elburg glijdt. De achterstand op de winnaar bij de mannen, Jan Roelof Kruithof, is amper 35 minuten, en achter haar finishen nog tientallen sterke kerels. Het is een race als haar carrière, waarin ze bijna alles alleen heeft moeten doen. Waar ze op onbegrip en weerstand stuit. Waar ze moet opboksen tegen een overmacht. Waar dingen anders lopen dan ze had gehoopt, maar waar ze uiteindelijk op de streep kan juichen.
Al die overwinningen, al die ontberingen hebben ook de generatie na haar geholpen. Wat Lenie betreft, is de komst van Jenita en Greta Smit een keerpunt: “Het is voor mij ontzettend mooi geworden in de tijd dat de Smitjes gingen rijden, want die waren de eersten die vrij reden. Als iemand wegging, dan gingen ze mee. Die competitie is door de oude kern op poten gezet en het heeft lang geduurd eer dat het niveau er kwam. Wat ik nu mooi vind, is dat je begeleiding hebt. Dat er iemand voor je op kan komen.” Merel: “Dat hadden jullie niet?” Lenie, beslist: “Nee, niemand die effentjes wat kon zeggen.” Merel: “Dat is nu hartstikke goed geregeld.”
Emancipatie door natuurijs
Het damesmarathonschaatsen van toen en nu zijn twee werelden die als dag en nacht verschillen, maar het een had nooit zonder het andere kunnen bestaan. Van het werk van Lenie profiteert Merel tot op de dag van vandaag. Want Lenie en haar generatiegenoten hebben ondanks grote onwil, ondanks soms doelbewuste tegenwerking en ondanks een reeks hardnekkige vooroordelen het marathonschaatsen voor vrouwen verder gebracht. Noem het emancipatie door natuurijs, want daar vooral gebeurde het. Dankzij de generatie van Lenie, rijdt er nu een zelfbewust vrouwenpeloton rond, met professionele begeleiding. Met teams als Mkbasics.nl, waar voor elkaar gewerkt wordt. Met rijdsters als Merel, die niet meer worden afgeleid door tal van onnodige randverschijnselen. En wie weet komt ook zij ooit als winnaar over de streep in Elburg. Aan haar instelling ligt het niet. “Als ik er een mag winnen, dan hoop ik dat het een natuurijsklassieker wordt”, zegt ze gedreven. En als ze dan winnend over de Streep van Heden en Verleden glijdt, zal ze vast even denken aan het al werk van Lenie, die door altijd vol te blijven houden, dit mede heeft mogelijk gemaakt.
Bekijk hier de televisieuitzending van M. waarin Lenie met Tineke Dijkshoorn en Klasina Seinstra van Wiebe Wieling te horen krijgt dat ze voortaan officieel winnaars van de Elfstedentocht zijn.