Waar mogelijk worden de dagen voorlopig thuis doorgebracht. Proskating zal de komende tijd enkele verhalen uit de magazines publiceren, ook voor niet-abonnees. Zo komen we samen de tijd door.
“Shit, als ik mijn wedstrijden wat relaxter rijd, ga ik gewoon harder rijden”
Iedere jonge sporter komt in zijn carrière op een kruispunt en neemt dan een afslag die bepalend zal zijn voor zijn of haar loopbaan. Het kan het verschil betekenen tussen stoppen en doorgaan, tussen succes en falen en in het geval van Jochem Uytdehaage zelfs tussen anonimiteit en olympisch goud. Zo vond Jochem in de donkere dagen voor kerst in de bergen van Collalbo zijn onbevangenheid weer terug, en kon hij een paar jaar later twee keer goud pakken op de Spelen in Salt Lake City.
Tekst: Johan Boef
Beeld: Vincent Riemersma
Of Jochem Uytdehaage als jochie plezier had in schaatsen? “In de winters van ’85 en ’86 had je natuurijs. Ik vermoed dat ik daar mijn eerste tocht heb gemaakt. De Molentocht in de Alblasserwaard, Haastrecht, de Vlist, die omgeving. Dat was leuk.” Het is schaatsen met de hele familie. Met zijn vader en moeder, soms met zijn broer. En hij kan het eigenlijk meteen, die hele beweging kost hem nauwelijks moeite.
Enthousiast rijdt hij achter doorgewinterde toerrijders aan, en kan gelijk mee. “Gewoon achter ze aan kachelen als jongetje.” Hij gaat zo op in de omgeving, in het schaatsen, in het plezier, dat hij zelfs geen idee meer heeft waar zijn ouders zijn. “Dat als je terugrijdt, je denkt, kak, ik ben ze kwijt. Ik weet dat ik ze een keer anderhalf uur kwijt was.” Gelukkig vind je op zo’n afgebakend toerparcours elkaar altijd wel weer terug. “Ik kwam ze bij een stempelpost wel weer tegen. Dat zijn leuke dingen.” Het tekent de totale onbevangenheid waarmee hij zijn eerste schaatskilometers maakte.
Van kwaad tot erger
Zijn plezier in het schaatsen brengt hem al snel bij de Schaatsvereniging Utrecht. “Waarom kom je daar? Je woont in Utrecht en dan ga je naar de SVU.” Het gaat hem ook daar als jeugdschaatser direct goed af. “Ik heb één jaar jeugdschaatsen gedaan, heb meteen mijn e-diploma gehaald en toen ben ik wat meer gaan trainen.” Vanaf dat moment gaat het snel, naar het trainingsgroepje van Wim van Bruggen, fietsen met een groepje, krachttraining op de atletiekbaan van Overvecht. “En dan gaat het van kwaad tot erger.”
Het is een mooie tijd, zonder veel druk, zonder al te veel bezig te zijn met resultaten. “Ik heb nog van die wedstrijden gereden met een salopette en een trui. Tot ik zo’n flamepak, zo’n lichtblauw en roze met groen, overnam van een ploeggenoot die gestopt was met schaatsen. Dan loop je na de wedstrijd rond, blijk je bij de prijsuitreiking te moeten zijn. Wist ik veel. Ik had een ander pak aan, maar ik reed in een keer drie seconden sneller op de 500 meter. En dus stond ik op het podium.”
‘Je bent nog steeds niets, want je wint niets’
Als junior begint hij op te vallen, maar is hij ook weer niet exceptioneel. Geen veelwinnaar, eerder iemand die net naast het podium staat, een top 5-rijder. “Op het NK junioren B haalde ik een bronzen medaille op de laatste afstand, op de 3 kilometer. Achter Ralf Bekers en Bob de Jong. Pas naderhand ben ik gaan realiseren dat, als je talent hebt en je rijdt bij de junioren top 5, dan ben je in je leeftijdcategorie wel heel goed in Nederland, maar ook mondiaal. Als je altijd net naast het podium staat, dan kun je echt wel goed schaatsen. Maar voor mij was je nog steeds niets, want je wint niets. Je hebt geen medaille.”
Hij komt bij Jong Oranje terecht, maar daar loopt de boel vast. Een pittige studie Werktuigbouwkunde in Den Haag, reizen, sporten, het wordt allemaal te zwaar. Na een zware week trainingskamp rijdt hij beter dan ooit, omdat hij dan even niet hoeft te reizen en studeren. “Ik reisde tussen Utrecht en Rijswijk op en neer, dan de hele dag studeren. Dan op de fiets naar Rijswijk, dan vanuit Rijswijk naar Den Haag, de Uithof, en dan ‘s avonds naar Voorburg, ik maakte gewoon veel te veel uren. Was gewoon oververmoeid en kreeg te weinig slaap. Daar ga je niet hard van rijden, hoor.”
Een stapje terug naar het Gewest brengt uitkomst. Aanvankelijk met Gerard Kemkers als trainer, maar die vertrekt na een maand al richting Amerika om daar hoofdtrainer te worden. “Dat was natuurlijk best wel een teleurstelling.” Maar Jochem gaat vooruit, traint serieus en hard, en wil presteren. “Op een gegeven moment rijd je best wel veel wedstrijden.” Iedere wedstrijd is er druk, is belangrijk, gaat wel ergens om. “De ene wedstrijd is een selectie voor het een, de andere voor het andere. Je bent altijd van wedstrijd naar wedstrijd aan het rijden.”
‘Gewoon een keer relaxed rijden’
Het rijden van wedstrijd naar wedstrijd, het altijd moeten presteren, het wordt een cyclus die niet helemaal gezond lijkt. Gelukkig heeft hij met zijn trainingsmaatjes van de regiotop veel plezier. Met Ralf van der Rijst, met Emiel de Jager. Als ze in aanloop naar kerst afreizen naar Collalbo, voor het driebanentoernooi, realiseren ze zich dat er een kerstboom ontbreekt. “Dus wij naar de bossen toe, gewoon met een mes, zagen. Die kerstboom ging ook mee naar Inzell, naar Innsbruck, in de auto, in de bus, opgetuigd en wel. We hadden onwijs veel lol.”
Het is in deze sfeer dat Jochem besluit het eens helemaal anders aan te pakken. “Ik heb toen de keuze gemaakt van ‘ik ga gewoon een wedstrijd rijden, het maakt niet uit wat ik rijd, ik ga er nu gewoon een keer relaxed in. Rij ‘m alsof het een training is.” En het werkt, tot Jochems verbazing.
“Dat is voor mij wel het moment geweest dat ik dacht ‘shit’. Als ik wat relaxter mijn wedstrijden rijd, ga ik gewoon harder rijden. Want ik reed daar geen persoonlijk record, maar ik reed wel een hele vlotte tijd. Eigenlijk heel makkelijk. Dat was voor mij het moment dat ik dacht, ‘dat moet je vaker doen’. Gewoon een wedstrijd rijden die nergens om gaat, waar je niet op wordt afgerekend. Dat was voor mij het moment dat ik me realiseerde dat dit is wat ik wilde, gewoon een wedstrijd rijden. Lekker rijden onder goede omstandigheden op aardig niveau. En dat moment, daar heb ik een hoop van geleerd.”
Met een beetje lol rijd je gewoon hard
Het levert Jochem een belangrijke les op. “Ik denk dat er duizenden voorbeelden te noemen zijn van mensen waarbij je ziet dat, als je een beetje lol hebt, je gewoon hard kunt rijden. Degene die het beste met die druk om kan gaan, rijdt waarschijnlijk ook het hardst.” Wel waarschuwt hij dat het geen blauwdruk is voor de volgende wedstrijd, dat je vaak toch weer met die tegenstanders bezig bent. “De jaren daarna had je wel vaker wedstrijden waar je niet op werd afgerekend, maar ondertussen kijk je wel een beetje naar wat de rest doet.”
Ik denk ook dat ik af en toe te weinig heb genoten van de dingen die je kunt doen
Maar toch, dat plezier, die ontspanning, het genieten van het moment, het is iets wat hij jonge sporters graag mee wil geven. Ik denk ook dat ik af en toe te weinig heb genoten van de dingen die je kunt doen. Anderen doen dat inmiddels bewuster doen, vermoed ik. Ik zou het Sven eens moeten vragen, maar die vindt trainen ook gewoon leuk. Die gaat met zes man fietsen, hij zorgt voor koffie en gebak, hij heeft zes man om zich heen, dat doet ie heel slim. Maar ze hebben lol! Dan heb je een mooi vak toch?”
Het is opvallend met hoeveel plezier Jochem nog altijd terugdenkt aan die weken voor kerst, toen hij met zijn maten van baan naar baan reed met een zelf geoogste kerstboom in de kofferbak en schaatste met maar een doel: genieten van de race. Het heeft hem zijn verdere carrière geholpen. Want schaatsen is wat hem betreft simpel: “Het is geen ‘rocket science’. Je moet fit zijn, je moet fris zijn, je techniek moet goed zijn, je materiaal moet goed zijn, en rossen met die handel.” Zelfs nu, met olympisch goud en zilver, met nationale, Europese en wereldtitels op zak, beseft hij dat je het met prestaties alleen niet redt. “Nee, in ieder geval niet op de lange termijn.”
Dit verhaal is gepubliceerd in Proskating #1, seizoen 2019/2020.