In een vol Thialf stap je het ijs op, de zenuwen gieren door je keel. Dit is het moment waar je het hele seizoen voor hebt getraind. Je knieën knikken tijdens de eerste slagen op het ijs. De menigte joelt. Na enkele proefstartjes zet je je cap op en glijd je rustig naar de start. Zodra de rit voor je richting de finish raast, rijd je de wedstrijdbaan op voor jouw vijfhonderd meter. Het zijn de laatste momenten voor de race. Nu nog de perfecte start.
Tekst: Jan van Loon
Beeld: Vincent Riemersma, Martin de Jong
Dit is het moment. Alles staat of valt bij een goede start en een foutje betekent vrijwel meteen verlies van kostbare tienden, of misschien wel erger. Met het hart in de keel volgt de rijder instructies van de scheidsrechter op. Na het ‘ready’ lijken er minuten te verstrijken voor het bevrijdende schot klinkt. De start is uiteindelijk wat wiebelig en de tegenstander lijkt zoals altijd veel beter weg. De eindtijd is niet slecht, maar had een stuk beter kunnen zijn, als de start beter was geweest. Weer die verdraaid lastige start die, zoals zo vaak, niet gaat zoals veel sprinters hadden gewild.
De start is voor veel schaatsers het moeilijkste en meest gehate onderdeel van het schaatsen, maar tegelijkertijd op de kortste afstanden van cruciaal belang. Juist om die redenen nemen oud-topsprinter en olympisch medaillewinnaar op de vijfhonderd meter Jan Ykema en sprintkanon Jesper Hospes ons mee in de geheimen van de start en geven ze bruikbare tips.
Veel oefenen en aanleg
“Ze vragen mij weleens op de ijsbaan, ‘hoe moet ik starten’”, begint Jesper Hospes. “Het klinkt misschien gek, maar daar moet ik dan altijd even over nadenken. Als sprinter moet je daar eigenlijk niet mee bezig zijn. Tenminste, dat ben ik nooit geweest. Natuurlijk is er wel een bepaalde basis. Je moet ontspannen zijn, je armen het liefst lekker laten hangen en stilstaan bij de start. De rest is eigenlijk allemaal persoonlijk.”
Volgens Ykema moet je om een goede sprinter te zijn er vooral aanleg voor hebben, maar dat alleen is niet genoeg. “Het is zeker wel goed trainbaar en dat begint bij veel oefenen. Je oefent met in je achterhoofd de regel dat je zo snel en zo hard mogelijk moet afzetten met je achterste been als het startschot heeft geklonken. Niets meer en niets minder. Hoe je dat doet, is vaak een heel proces en zo enorm persoonlijk. Dat wat voor de een geldt, werkt niet per definitie voor de ander ook zo. Je moet het belangrijk maken en heel veel oefenen. Dan word je sowieso beter.”
Cassettebandje
Op de vijfhonderd meter is de start van doorslaggevend belang. De voorbereiding op die start begint dan ook niet op het moment dat je aan de start staat. Die begint al dagen of misschien wel maanden eerder, beschrijft Jesper. “Een belangrijke kernvoorwaarde voor een goede start is dat je fit bent, je goed voelt en bovenal in vorm. Ben je moe, niet scherp of onzeker? Houd dan maar op, dan wordt het geen perfecte start.”
Wat ook belangrijk is, is de loting de dag voor de wedstrijd. Je moet op je tegenstander in kunnen spelen. Zakt hij snel in bij de start, of doet hij een down start en moet je dan zelf juist wat langzamer inzakken, om niet heel lang stil te hoeven staan? Voor de start zelf zet Jesper een cassettebandje aan, zoals hij dat zelf noemt. “Ik ga op het bankje zitten, doe mijn cap op en pak mijn focus. Ik doe de handelingen op het bankje altijd hetzelfde, ik creëer een vast patroon, waardoor ik het als het ware automatiseer. Hierdoor kan ik focus en concentratie houden en word ik niet snel afgeleid. Dan rijd ik naar de start, ga in de houding staan en schiet ik weg na het startschot. Er is geen ruimte voor twijfel of andere gedachten. Het is mijn cassettebandje en daaroverheen kan niet geschreven worden.”
Dat cassettebandje speelt hij vaak af, ook op de training. “Ik heb dat meegenomen van mijn periode onder Gerard van Velde. Ik ga dan aan het einde van de training op het bankje zitten, doe mijn cap op en doorloop mijn routine. Door spanning en zenuwen in de wedstrijd, is het belangrijk dat je vastigheden creëert voor de start en die kun je er op deze manier goed inslijpen”, zegt Jesper.
Downstart
In de jaren dat Jan nog schaatste, werd er gereden op vaste schaatsen en was het stilstaan bij de start eenvoudiger. Jan: “Toen ik voor het eerst op klapschaatsen stond, dacht ik meteen, ‘hoe ga je hier in hemelsnaam op starten!’ Na wat proberen en ook anderen aanschouwd te hebben, lukte het wel, maar de uitdaging om goed stil te staan bij de start werd door de klapschaats groter.”
Schaatsers zelf worstelden daar ook mee en al snel begonnen de eerste schaatsers met de downstart, of zogenoemde driepuntsstart. Hiermee zet je je hand net voor de startlijn op de grond en creëer je extra stabiliteit. “Dat was natuurlijk een logisch gevolg, maar de downstart is niet alleen maar een manier om beter stil te kunnen staan bij de start. Ga maar eens staan zoals bijvoorbeeld Ronald Mulder staat met zijn downstart, en haal dan je hand die op de grond staat ineens weg. Inderdaad, dan val je naar voren, op je snufferd. Juist die val kun je bij de downstart heel goed gebruiken om voorwaartse stuwing te creëren.” Jesper vult aan: “Ik moet dan meteen denken aan Jacques de Koning. Die deed geen downstart, hoor, maar die wist die valbeweging bij de start enorm goed te gebruiken. Hij donderde na het schot gewoon een eind die kant op, zette zijn knieën eronder en reed op die manier een fenomenale eerste dertig meter.”
Toch wordt de downstart niet veel toegepast en ook bij de jeugd is er bijna niemand die het doet. Jan: “Ook dit is weer persoonlijk. Voor iemand als Ronald werkt het heel goed en voor anderen juist niet. Het is gewoon proberen en heel veel doen, want een goede downstart is niet makkelijk. En meten is weten natuurlijk, de klok liegt nooit.”
Vliegwiel
Als Jan en Jesper het over de perfecte start op de 500 meter hebben, gaat het ook al snel over de eerste honderd meter en hoe die in het teken staat van de laatste vierhonderd meter. Je kunt wel enorm snel van de startlijn vertrekken, maar voor een vijfhonderd meter moet je de eerste honderd meter veel snelheid kunnen creëren. “Bij Gerard gebruikten we vaak de uitdrukking ‘het vliegwiel’. Je wilt zo snel mogelijk op gang komen, maar wel met beleid. Je motor kan in het begin niet alle kracht kwijt en je wilt geen piekdruk creëren, als het ware. Als je de motor te vroeg opendraait, levert het niet veel op en blijf je in het ijs hakken. Het moet dynamisch zijn. Je moet zo snel mogelijk in je hoeken gaan zitten, zodat je al je kracht kunt vertalen naar hard afzetten en snel bijhalen.”
Als Jesper wordt gevraagd naar iemand die dat heel goed kan, komt hij met een verrassende naam. “Arthur Was”, zegt hij meteen. “Die zie je honderd meters rijden waar je echt met verbazing naar zit te kijken. Zijn overgang van de start naar het beginnen met schaatsen en de motor helemaal opendraaien, nadert af en toe de perfectie.” Jan beaamt dat en refereert al snel naar Jeremy Wotherspoon, die Was al enkele jaren traint. “Als ik mijn ogen dichtdoe, zie ik Wotherspoon rijden tijdens zijn wereldrecord op de vijfhonderd meter. Dat was een perfecte race. Goede opening met 9,59 en dan die fenomenale ronde. Acht, misschien negen slagen op het laatste rechte stuk. Zo veel controle, hij versnelt als het ware de hele race door.”
Pikstart
In het startschot vallen en niet teruggefloten worden door de scheidsrechter, dat wil elke sprinter wel. Maar hieraan kleeft ook een risico en tegenwoordig zeker, want per paar mag er slechts eenmaal een valse start worden gemaakt. Bij een tweede valse start volgt er diskwalificatie. Jesper haalt er zijn schouders over op. “Als je goed en zelfverzekerd bent, doe je dat niet. De kans op een valse start is veel te groot, want je wacht bij een pikstart niet op het startschot. Je gaat en hoopt dat de starter precies op dat moment schiet. Ben je vals dan moet je weer terug en een tweede start is zelden beter dan de eerste, met de bijkomende spanning en de druk dat je moet blijven staan. Wat ik soms wel doe is blijven zakken en helemaal niet stilstaan. Soms kom je daarmee weg bij een starter en als je blijft bewegen ben je vaak beter weg.”
Volgens zowel Ykema als Hospes zijn er bijna geen topsprinters meer die een pikstart proberen, maar dat neemt niet weg dat een goed reactievermogen een pikstart kan benaderen. Jan: “Als je het hebt over iemand met een heel goed reactievermogen, dan was dat Michel Mulder. Het leek soms of hij echt in het startschot viel, maar hij reageerde gewoon onwaarschijnlijk snel. In mijn tijd, en dan gaan we wel een tijdje terug,” lacht Jan, duidelijk geamuseerd, “had je Menno Boelsma. Ik verloor van Menno tijdens de nationale kampioenschappen in Den Haag. Hij vertelde me na die tijd dat hij naar het lampje van het startpistool keek en daarop reageerde. Dat zie je eerder dan dat je het schot hoort en dus kun je sneller reageren. Hij was een shorttracker en zijn tijd vooruit.”
Bestaat de perfecte start?
Het wereldrecord bij de mannen op de honderd meter is 9,40 van de Japanner Yuya Oikawa. Oikawa. Dat is overigens niet de snelste man ooit over honderd meter schaatsen, want tijdens tussentijden op de eerste honderd meter van de vijfhonderd meter werd sneller gereden. Masaaki Kobayashi reed eens 9,37 en de Chinees Gao was nog sneller. Toch waren ook deze races niet perfect, vindt Hospes. Hij gaat staan en laat zien wat er volgens hem beter kan. “Kijk, elke Japanner gaat een beetje scheef voor de lijn staan en draait zich open als het startschot heeft geklonken. Dat kost tijd, ook al is het maar een fractie. Daarnaast zie je bijvoorbeeld in een race van de Chinees Gao nog veel schoonheidsfoutjes en dat zal misschien wel altijd zo blijven. Het kan altijd beter en dat maakt het starten op de schaats zo fascinerend.”
Wereldrecords heren
100 meter wedstrijd
Yuya Oikawa (JPN)
Tijd: 9,40 sec.
Baan: Salt Lake City
Datum: 9 maart 2009
Tussentijd 500 meter
Masaaki Kobayashi (JPN)
Tijd: 9,37
Baan: Berlijn
Datum: 14 maart 2003
Wereldrecords dames
100 meter wedstrijd
Jenny Wolf (DUI)
Tijd: 10,21 sec.
Baan: Salt Lake City
Datum: 7 maart 2009
Tussentijd 500 meter
Lee Sang-Hwa (Z-Kor)
Tijd: 10,07 sec.
Baan: Salt Lake City
Datum: 16 november 2013
Nederlandse records
100 meter heren
Jesper Hospes
Tijd: 9,56 sec.
100 meter dames
Thijsje Oenema
Tijd: 10,42 sec.
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in Proskating magazine oktober 2019.