Iedere jonge sporter kent wel een moment dat later een keerpunt bleek te zijn. Bij Wieteke Cramer bleef het niet bij een enkel moment, zij had er zelfs verschillende. “Als je mijn carrière bekijkt is het een golfbeweging.” Toch is er één moment, of liever één persoon, die wel heel bepalend bleek voor haar carrière.
Tekst: Johan Boef
Beeld: Vincent Riemersma
Als je als ‘jonkie’ van 19 debuteert met een derde plek op het Europees Kampioenschap Allround, dan wordt er veel van je verwacht. Het leven lijkt Wieteke Cramer toe te lachen en titels lijken binnen handbereik. Want winnen, dat was ze wel gewend sinds ze als ukkie van een jaar of zeven met het natuurijs achter het huis in Lemmer kennismaakte. “Ik was acht of negen, toen was ik al Nederlands kampioen kortebaan.” Op natuurijs, dat spreekt voor zich, zeker in de koude winters eind jaren 80. Ze vond het leuk, het schaatsen. En als je dan ook nog veel wint is het helemaal leuk.
Maar wat haar zeker ook beviel was die fijne sfeer op het ijs. “Ik vond het sociale op de baan leuk, daar hou ik ook wel van. De gezelligheid die het met zich meebrengt. Ik vond alles leuk, en dan is het helemaal mooi als je er ook nog goed in bent”, zegt ze nu met warmte. En dat sociale, dat straalde ze zelf ook naar anderen uit. “Als ik dan tegen iemand schaatste die viel, dan kon ik me omdraaien en kijken of het goed ging.”
Doorbraak
Ze schopte het als jonge schaatsster als snel tot de Friese selectie, en toen ging het snel. “Als je goed genoeg was mocht je naar de Friese selectie en als je bij de beste van Nederland behoorde, werd je uitgenodigd voor Jong Oranje. En toen pas kwamen die commerciële teams.”
Ze belandde na Jong Oranje in het jaar 2000 bij de Opleiding Langebaan waar trainer Aart van der Wulp de scepter zwaaide. “Toen brak ik door, dat was het eerste keerpunt”, vertelt ze. Het was een debuutjaar om je vingers bij af te likken. Ze werd Nederlands kampioen op de 1500 meter en trok de lijn onvermoeid door. Onbetwist hoogtepunt was haar derde plek op het Europees Kampioenschap Allround, want daar stond ze met haar 19 jaar met Gunda Niemann en Claudia Pechstein op één podium.
“Ik kwam er niet meer bovenop”
Een logische stap was de kernploeg, die op dat moment onder leiding stond van trainer Ingrid Paul. Maar toen ging het mis. “Daar ben ik ‘over de kop’ gegaan. Je bent 19 en dan ga je trainen met de grootste schaatsers van Nederland, met Barbara de Loor en Tonny de Jong.” Ze bleef niet lang bij de Kernploeg en ging in op een aanbieding van de sterrenploeg van bankier Dirk Scheringa.
Het was bij de DSB-ploeg goed toeven. “We hadden Jeroen Otter, Kosta Poltavets en je had Sijtje van der Lende.” Een prima salaris, goeie faciliteiten, een drietal toptrainers, alles leek te kloppen. Maar ze was nog altijd niet hersteld van haar overtraindheid in de periode bij de Kernploeg, toptrainers of niet. “Ik kwam er niet meer bovenop”, concludeert ze nu. Wel had ze erg veel steun aan met name Sijtje van der Lende, die zich erg inspande om haar op te lappen.
Ongelofelijke klik
De resultaten bleven uit in de jaren die volgden en Wieteke kreeg te horen dat ze kon vertrekken. Stoppen was geen optie, dat kwam niet in haar op. Eerder had ze tijdens een wedstrijd in Warschau kennis gemaakt met trainer Jan van Veen, die op dat moment de Opleidingsploeg Langebaan leidde. Het klikte meteen en toen Wieteke op zoek moest naar een nieuwe ploeg stond hij direct klaar. “Hij heeft mij opgepikt en gezegd: ‘Wiet, er zit gewoon veel meer in jou’. Hij heeft mij echt wel dat vertrouwen gegeven. Wij hadden een ongelofelijke klik.”
De duidelijkheid van Jan beviel haar, maar ook de kleinschaligheid van het team. Van het sterrenensemble van DSB met Europees, Wereld en Olympisch kampioenen naar een ploegje met (sub)toppers als Yuri Solinger, Jarno Meijer en Eelco Bakemans. “Dat zijn jongens die nooit wereldkampioen zijn geworden, maar die deden wel heel goed mee.” Het bleken de ideale ploegmaten en Wieteke kreeg het plezier in het schaatsen weer terug.
Het was de magie van haar samenwerking met Jan van Veen, met de kleine ploeg waar iedereen gelijk was, waar onbevangenheid de regel was, die haar er weer bovenop hielp. En dat kwam glashelder terug in haar resultaten. Ze werd derde op het NK allround, miste op het EK net het podium, maar revancheerde zich op het WK door het toernooi als derde van de wereld af te sluiten.
Van Jan naar Jac
Het tij keerde en met het succes kwam ze ook weer in het vizier van de grote ploegen. De Postcodeloterijploeg van Jac Orie wilde haar graag inlijven en ze hapte toe. “Dat was best wel een grote stap. Omdat je, naast TVM, in een van de beste teams van Nederland terechtkomt.” Maar het was wel weer een ploeg met grote namen, met iconen uit de schaatsgeschiedenis. En de cultuur blijkt hard, te hard voor Wieteke. “Als jij de World Cup niet haalde, dan gingen Gianni, Erben, Mark en Marianne allemaal weg naar de World Cup-toernooien. Dan bleef ik met de rest achter en trokken we een ander plan.”
Het is niet dat ze slecht presteerde, maar ze voelde zich er simpelweg niet thuis. “Ik zag mezelf niet als een van hen.” Toch liep ze de Olympische Spelen letterlijk op een haar na mis en werd ze Nederlands kampioen allround, maar haar goede prestatie op het WK in 2004 wist ze niet te herhalen. “Dat WK in 2006 was gewoon niet goed genoeg. Ik moest presteren, want als ik daar beneden de maat zou rijden, zou ik de ploeg moeten verlaten. Die druk heb ik niet echt om kunnen zetten in iets goeds.”
De marathon
Toen ze in 2009 in verwachting raakte leek het einde van haar carrière in zicht, maar er volgde nog een toetje. Toen marathonschaatser Mireille Reitsma haar vroeg of ze bij de nieuwe ploeg MK-Basics marathons wilde rijden zei ze: “Dat wil ik wel proberen.”
Het werd een bijzonder smakelijk toetje, met winst op het natuurijs van Haaksbergen, met een overwinning in de finale van de KNSB-cup. “Maar een van de mooiste vond ik de 200 kilometer, toen werd ik vijfde of zesde. Mijn eerste 200.” En dat terwijl ze halverwege nog wanhopig naar haar moeder had geroepen dat ze niet meer kon. Maar toen er nog geen 500 meter verder een demarrage plaatsvond zat ze er gewoon bij. “En toen dacht ik: ‘Stik ik moet er achteraan’. Op instinct en dan ga je.”
En toen ze in Zweden voor haar kopvrouw Erna Last-Kijk in de Vegte kon knechten genoot ze optimaal. “Ik reed zo goed. Ik heb alles gepareerd, tot aan het einde toe.” Last behield het leiderspak niet in de laatste plaats dankzij de inspanningen van Wieteke, die zich ondanks haar rijke carrière volledig wegcijferde voor het belang van het team. “Uiteindelijk was dat een van de mooiste jaren.”
Geen poeha
Het feit dat ze zo kon genieten van die knechtenrol typeert haar. Zich inzetten voor een ander, zichzelf desnoods wegcijferend. “Ik kan me heel erg druk maken als iemand anders zich niet goed voelt. Terwijl iemand anders veel egoïstischer is en zich daarvoor af kan sluiten.” Het is ook een verklaring voor de golfbeweging in haar carrière, zo analyseert ze zelf. “Ik zeg wel eens: ‘Als ik tien procent van Ireen haar overtuiging en zelfvertrouwen had gehad, dan was ik waarschijnlijk verder gekomen’.”
In zekere zin bleef ze tot het einde van haar carrière het meisje dat omkeek als er iemand viel. “Ik denk dat er meer uit te halen was geweest als ik mentaal wat sterker was”, voegt ze eraan toe. “Als ik me niet had laten beïnvloeden door anderen. Ik heb er alle aandacht voor gehad, maar ik denk dat het ook in je karakter zit. Daarom ging het zo goed met Jan, die was duidelijk. En dat was met Sijtje net zo. Je weet waar je aan toe bent. Geen poeha.”
Die periode met Jan van Veen, die had achteraf wel wat langer mogen duren vindt ze nu, maar spijt, dat heeft ze niet. Integendeel. “Er zijn een hoop momenten die het de moeite waard hebben gemaakt. Dat WK waar ik derde werd, dat was wel een bekroning op hard werken en de juiste mensen om me heen. Dat is wel echt m’n mooiste prestatie.”
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in Proskating 3 – 2019/2020.