Of ze in Jong Oranje wilde komen? Natuurlijk, dat wil iedere jonge schaatser. Maar toen Margot Boer te horen kreeg dat ze dan zou moeten stoppen met tennissen op hoog niveau, was haar antwoord duidelijk: “Nou, dan doen we het niet.” Het is zo’n kruispunt waar iedere sporter voor komt te staan, waar je keuzes moet maken, soms pijnlijke keuzes. Maar waar iedere andere sporter voor Jong Oranje zou kiezen, besloot de eigenzinnige Margot haar liefde voor de tennissport niet te verloochenen. Maar dat ging niet vanzelf. “Achteraf is dat mijn zwaarste jaar geweest.” Margot aan het woord op de Weissensee, waar ze voor het bedrijf MediccSports herstelproducten promoot.
Tekst Johan Boef
Foto: Vincent Riemersma
Margot Boer is zo iemand die gemaakt is voor schaatsen, bij wie de beweging compleet natuurlijk komt. Als driejarige peuter werd ze op het ijs achter het ouderlijk huis gezet. Waar leeftijdgenoten, als die er al waren, voetje voor voetje vertwijfeld rond schuifelden, ging het bij Margot net even anders. “Ik was niet bang en schaatste zo weg, op van die dubbelglijders.” Haar nichtje zag het gebeuren en besloot zich over de kleine Margot te ontfermen. “Zij leerde mij toen een beetje technisch schaatsen op slootjes.”
Ballet, shorttrack en tennis
Het waren de niet eens zo heel wankele eerste passen op het pad van een lange en rijke carrière, want nog geen jaar later zat Margot als vierjarige op shorttrack. “Dat was een voor de hand liggende keuze omdat mijn oom shorttracker is geweest. Cees Boer, die heeft nog wereldkampioenschappen gereden vroeger. Mijn vader zat in het bestuur van de club, mijn nichtje Chantal en mijn zus Esther deden al shorttrack en ik wilde alles wat zij deden.”
De sportfamilie waarin ze opgroeide was buitengewoon stimulerend. En er werd niet alleen geschaatst: ze deed aan ballet en vanaf haar zevende ook aan tennis. Multidisciplinair sporten, twintig jaar voor de term populair wordt onder trainers en sporters. Dat het werkte, daar was Margot het levende bewijs van. “Ik denk dat ik qua inhoud, flexibiliteit en coördinatie veel sterker was en veel meer had dan de andere leeftijdgenootjes die een of twee keer in de week schaatsten.”
Elke week een pr
Een ‘beetje sporten’ was er dus niet bij, Margot was altijd wel op een ijs- of tennisbaan te vinden. “Mijn leven vroeger bestond uit heel veel schaatsen.” En met heel veel schaatsen bedoelt Margot dan ook echt heel veel schaatsen. “In Leiden deden we een combi: dan gingen we eerst een uur ‘langebanen’ en daarna nog shorttracken. En dan op vrijdag gingen we met een bus vanuit Woubrugge naar de ijsbaan in Den Haag, dat was één grote keet; schaatsen op de vierhonderd meterbaan. Op zondagochtend om zeven uur stond je dan aan de start.”
Natuurlijk werden er wedstrijden gereden en ook volop gewonnen. “In Den Haag reed ik elke week een pr, telkens met een paar honderdste en elke keer was het een baanrecord. Ik had mijn hele slaapkamer met baanrecords beplakt, dat was mooi.” En niet alleen op het ijs was ze succesvol, ook op de tennisbaan liet Margot zich sportief van haar beste kant zien. Het bracht haar zelfs in de regionale tennis-selectie.
‘Nooit de illusie gehad op Wimbledon te winnen’
Met school, tennis en schaatsen werd de toch al volle agenda van Margot tot de laatste seconde volgepland. “Tot mijn dertiende heb ik alles gecombineerd. Mijn weekend bestond dan uit ‘s ochtends naar de schaatsbaan, daarna door naar de tennisbaan om competitie te spelen en ‘s middags naar de shorttrackbaan. Dat was mijn dag. En ook die van mijn ouders dus, en mijn familie.”
Met zo’n agenda leek het onvermijdelijk dat er uiteindelijk ook keuzes gemaakt zouden moeten worden. Maar daar was Margot nog niet aan toe. “Ik denk dat ik op mijn dertiende, veertiende, van mijn tenniscoach te horen kreeg dat ik moest kiezen. Je bent dan puber hè, en dan zeg je: ‘Nou, de eerste die zegt dat ik moet kiezen, daar stop ik mee’.” Ze zegt het met een relativerende lach, maar eigenlijk ging toen haar hart al meer uit naar het schaatsen, hoe graag ze ook op topniveau tenniste. “Ik denk dat qua passie de tennissport goed bij mij past, maar het wereldje, de enorme prestatiedrang al bij de jeugd, dat paste niet zo goed bij mij. En ik had iets meer talent voor schaatsen dan voor het tennis. Ik heb nooit de illusie gehad dat ik op Wimbledon zou winnen.”
Kiezen voor het schaatsen
Ook het vele en tijdrovende reizen, naar Zeeland en dan weer naar Groningen, viel haar steeds zwaarder. En naar haar ouders toe voelde ze zich soms ongemakkelijk. “Ik voelde me altijd schuldig naar mijn vader die meeging, als ik in de eerste ronde verloor”, legt ze uit. Ze besloot de selectie vaarwel te zeggen, maar bleef op niveau tennissen, ook toen haar schaatscarrière langzaamaan een flinke vlucht begint te nemen.
Met Sanne van der Star, met Tessa van Dijk, met Annet Gerritsen en even later ook met ene Ireen Wüst verdeelde ze de prijzen. “Dat was op een gegeven moment het groepje dat de dienst uitmaakte.” Met tennis zou ze dan Wimbledon niet gaan winnen, met schaatsen lag dat anders. Het was haar al duidelijk dat er mogelijkheden lagen. Mogelijkheden op het hoogste niveau, misschien zelfs op olympisch niveau. “Dat gevoel was er bij de junioren al. Dat ik droomde om naar ‘de Spelen’ te gaan en dat dat ook wel mogelijk was.”
Helemaal stoppen met tennis voor Jong Oranje
En ja, er zijn mensen die zeiden dat ze beter kon gaan tennissen, ‘want daar is meer geld in te verdienen’. “Maar nee, ik had meer passie voor het schaatsen. Voor de snelheid in de bochten, voor het ultieme. Tegen de klok racen. Ik heb een paar keer echt wel kippenvel gehad, toen ik voor mijn gevoel nog nooit zo snel door die bocht was gegaan. Daar kickte ik wel op. Die druk op je benen, die bocht kunnen houden. Je voelde dat je meer snelheid maakte met elke slag. Dat vond ik heel mooi.”
Toch bleef ze op niveau tennissen. Als landelijke juniorentopper op de schaats kwam ze vanzelfsprekend in beeld bij Jong Oranje, maar die keus wilde ze toch echt nog niet maken. “Ik werd daarvoor gevraagd, maar bij Jong Oranje zeiden ze dat ik dan moest stoppen met tennis om in het team te mogen. Ik heb toen gereageerd: ‘Nou, dat doen we dus niet’.” Tennis bleef trekken, dat wilde ze echt nog niet opgeven. Wat hielp was dat ze in Den Haag met een heel goed team kon trainen. “De Pannenkoekerij heette dat, waar toen ook de top van Nederland reed, met Sanne van der Star. De jongens bij de junioren wonnen de ene na de andere prijs. Ben Jongejans zat erbij. Dat was een heel goed team.” Dat ze mocht blijven tennissen gaf voor haar de doorslag.
Aan de start met Chris Witty
Vanaf 2003 kwam haar carrière echt in de lift. Haar eerste World Cup reed ze in Nagano. “De jeugd mocht toen een World Cup rijden om ervaring op te doen.” Eigenlijk was ze op de 1000 meter een vreemde eend in de bijt, want op het NK werd ze slechts veertiende op die afstand. Door afzeggingen mocht ze toch starten en wat er toen gebeurde verbaasde iedereen, inclusief haarzelf. “Toen werd ik vanuit het niets zevende, een verbetering van mijn persoonlijk record met vier seconden! En dat al die mensen in Nederland commentaar hadden op het feit dat ik ging… Ineens zevende worden in de a-groep bij je eerste World Cup, dan doe je het wel gewoon goed.”
De kick van de goede uitslag, de kick van het rijden tegen absolute wereldtoppers, tegen olympisch kampioenen, maakte iets in haar wakker. “Ik moest toen tegen Chris Witty, die net het jaar ervoor olympisch kampioen was geworden. Dan sta je daar als meisje met je dunne beentjes tegen iemand die zulke benen heeft”, vertelt ze terwijl ze een afmetend gebaar maakt van minstens 40 centimeter. “Dat is wel indrukwekkend. En dan besef je dat als je écht meer wilt, je moet ophouden met je krachten te smijten en je moet focussen op één sport. Want ik deed toen echt te veel.”
Het gevoel van het podium
Dat besef begon te landen. “Achteraf is het jaar bij de a-junioren wel mijn zwaarste jaar geweest. Omdat ik te veel heb gedaan. Met daarnaast ook nog mijn opleiding, waar ik ook een enorme strever was natuurlijk.” Ze besluit zich volledig op het schaatsen te richten, zodat de tennissport er uiteindelijk toch aan moest geloven.
Het was sportief gezien een verstandige beslissing en zorgde voor een keerpunt. Margot deed in de jaren die volgden voorin mee met de internationale top, won een reeks Nederlandse titels en vestigde records, oogstte medailles op het WK afstanden en zette in het Russische Sotsji de kroon op haar werk door tijdens de Olympische Spelen twee keer een bronzen medaille te pakken. En het was het waard, toen ze na al die jaren eindelijk dat olympische podium op mocht. “Dat maakt de Spelen de Spelen”, zegt ze nu met een trotse glimlach. “Dat gevoel van het podium nemen ze mij niet meer af.”
‘Ik heb er weer plezier in’
Twee jaar later nam ze afscheid van de schaatssport, om haar oude liefde weer in genade aan te nemen. “Ik heb het altijd wel gemist. Ik had ook iets van: ‘Als ik stop dan begin ik gelijk weer met tennis’. Ik was alweer lid in het jaar dat ik stopte.” Maar het was wel weer dat vermaledijde schaatsen dat vervolgens roet in het eten gooide. Op het natuurijs van de Weissensee notabene, waar de sprintster bij wijze van aftrainen de alternatieve Elfstedentocht wilde schaatsen. Door een valpartij beschadigde ze haar schouder. “Mijn arm deed het niet meer, de spier was gewoon afgescheurd. Ik ben nog tweeënhalve kilometer doorgereden om dat rondje te laten tellen.”
Het had wel grote gevolgen voor het tennis en de schouder zal nooit meer helemaal dezelfde worden. “Ik denk dat dit de rest van mijn leven zo blijft.” Na anderhalf jaar kon ze toch het tennissen weer oppakken, het schaatsen liet ze even voor wat het was. “Toen was ik er wel effe klaar mee.” Toch combineert ze inmiddels het schaatsen weer als vanouds met tennis. “Ik ben dit jaar weer begonnen. Daarnaast ben ik ook trainster bij IJsvereniging Groningen.” En dat het nu allemaal wat minder hard gaat, en die schouder haar hindert, dat zij zo. “Als je niet meer op het hoogste niveau acteert, neem je wat meer dingen voor lief. Ik heb er weer plezier in, daar gaat het om volgens mij.”