Het keerpunt van… Carl Verheijen

Waar mogelijk worden de dagen voorlopig thuis doorgebracht. Proskating zal de komende tijd enkele verhalen uit de magazines publiceren, ook voor niet-abonnees. Zo komen we samen de tijd door.

“Bij Gerard Kemkers hebben we gezegd: ‘We doen het andersom'”

Iedere jonge sporter kent wel een moment in zijn loopbaan dat achteraf beslissend bleek. Zo ook Carl Verheijen. Hij gaf zichzelf in 1997 maximaal vijf jaar om het te redden als topsporter. Vijf jaren waarin hij de absolute top zou moeten halen. Lukte dat dan niet, dan was hij sporter-af en weer voltijd student. Halverwege die 5 jaar leken zijn ambities ‘een brug te ver’. 

Tekst: Johan Boef
Beeld: Vincent Riemersma

Hij was een laatbloeier, leerde pas echt schaatsen na zijn zestiende. Daarvoor voelde hij de drang niet zo. Judo, tennis, hockey, voetbal, hij deed het allemaal even fanatiek. En ja, zijn ouders waren weliswaar bekende schaatsers, maar die zetten hem niet onder druk om vooral de ijzers onder te binden. Integendeel. Een tweetal natuurijswinters veranderden de zaak. Op het ondiepe water van het Henschotermeer ontdekte hij de magie van het natuurijs, van de schaatsbeweging, en was alsnog verkocht. “Dit paste het beste bij mij”, zegt hij nu. 

‘Stappen is leuk, schaatsen is leuker’

Het was leuk, al die andere sporten, maar het was alsof hij zijn lot als schaatser niet kón ontlopen. Het toeval wilde namelijk dat trainer Bertus van Lunteren de jonge Carl daar zag schaatsen en wel wat in hem zag. Of hij wilde komen trainen. Het kost hem weinig moeite Carl over te halen. “Daar ben ik op mijn zestiende écht gestart met trainen.” 

Carl werd snel beter, ging intussen ook studeren en genoot een tijdje van beide werelden. “Toen ik ging studeren heb ik in de ‘borrelraad’ gezeten, dronk af en toe iets te veel biertjes en had een leuke tijd.” Maar studie of niet, hij werd steeds fanatieker in het schaatsen. “Dat ‘stappen’ was allemaal leuk, maar dit vond ik leuker”, zegt hij nu. De tijd en energie die hij in het schaatsen investeerde, ging gaandeweg ten koste van zijn studie. “Toen moest ik een keuze maken en heb ik gekozen voor het schaatsen.”

Knop om

Vanaf dat moment ging het hard. Hij trainde al snel bij het Gewest, waar zijn vader trainer was geworden. Met rijders als Sicco Janmaat en Marieke Wijsman, met Sandra ‘t Hart en Jochem Uytdehaage, met Ralf van der Rijst. Het begon Carl te dagen dat hij wel eens heel ver zou kunnen komen in het schaatsen. De knop ging definitief om toen hij zich in 1996 plaatst voor een Worldcup. Op klapschaatsen, als een van de eersten. En toen hij in 1997 in Calgary een wereldrecord reed op de kleine vierkamp wist hij het zeker. “Toen dacht ik: ‘Ik kan wel wat.” Het feit dat hij de kalender, die ter gelegenheid van deze wedstrijd werd gemaakt, nog altijd heeft bewaard, laat zien dat hij dit sleutelmoment nog altijd koestert. 

Stond de studie na zijn keuze voor het schaatsen al op een laag pitje, na het wereldrecord op de vierkamp koos hij definitief voor het schaatsen en zette hij zijn studie zelfs volledig aan de kant. “Ik heb in 1997 gezegd dat ik het vijf jaar wilde proberen, omdat je in principe vijf jaar vrij kon krijgen voor je studie.” Mensen om hem heen vroegen zich af of dat wel een verstandige keuze was, maar Carl zelf twijfelde niet. “Ik wilde mijn hart volgen en later geen spijt hebben dat ik dat niet had geprobeerd. Ik wist bovendien dat als het niet zou lukken, ik kon doorstuderen.” 

Clash met Gemser

Hij groeide als schaatser, maakte de sprong richting de top, haalde zelfs de Kernploeg, maar toen ging het tegenzitten. “Het seizoen 1998/1999 en het seizoen daarop waren niet mijn beste jaren. Het eerste jaar liep het niet lekker, ik reed geen goed NK. Het jaar erop had ik een beter ritme te pakken en duelleerde ik met Ids Postma voor een plek op de vijf kilometer. Ik won drie keer van hem, maar mocht de belangrijke wedstrijden niet rijden, namelijk de worldcup-finale en de WK-afstanden. Toen heeft er een enorme clash tussen mij en trainer Henk Gemser plaats gevonden. “Ik heb toen de laatste maand van het seizoen onder leiding van Gerard Kemkers getraind, omdat ik met Gemser niet door kon.”

De clash werd een breuk en de noodoplossing om met Kemkers te trainen werd een verleidelijk alternatief. Want doorgaan wilde hij, al waren de vijf jaar die hij vrij had genomen van zijn studie al grotendeels verstreken. De vraag was of hij bij Gerard Kemkers zou doortrainen of dat hij bij Ingrid Paul onderdak zou vinden. Want zijn vriendin Andrea Nuyt trainde al bij Kemkers. “Je wilt niet dat je relatie daardoor naar de knoppen gaat, dat is een risico. Maar ik wilde wel heel graag bij Gerard trainen en zij ook. Dus we hebben het risico maar genomen. En we zijn tot op de dag van vandaag nog bij elkaar”, vertelt hij nu lachend.

Andersom

Bij Kemkers veranderde alles. “Binnen een jaar werd ik wereldkampioen op de 10km in Salt Lake en won ik een paar World Cups. Dat was dus echt de ommekeer. Ik dacht toen: ‘Kijk, ik kan het dus wel’. Ik zat echt in een positieve flow.” De hand van Gerard Kemkers was wat hem betreft aanwijsbaar de oorzaak van de kentering in zijn carrière. “Gerard heeft mij geleerd om echt hard te rijden. Hij heeft er een zomer over gedaan om mijn techniek aan te passen, de afzet, hoe raak je ‘m. Dat je dan je timing iets moet veranderen, dat je ‘lichter’ moet rijden en mentaal sterker moet worden, zijn allemaal dingen die er vervolgens bijkomen. 

Waar Carl eerder op een vijf kilometer zijn krachten spaarde en pas richting het eind van de race gas bij gaf, leerde Kemkers hem dit anders aan te pakken. “Want Ik kon op deze manier tweede, derde of vierde worden, maar er nooit Gianni Romme mee inhalen. Gianni ging gewoon vanaf de start ‘volle bak’ weg en stortte de laatste ronden helemaal in. Maar dan had hij al zoveel voorsprong opgebouwd dat hij won.” En die (conditionele) opbouw begon al in de training. “Voorheen gingen in een training van vier blokken pas in het laatste blok alle remmen los. Bij Gerard hebben we de zaken omgedraaid. Meteen op de eerste dag al volle bak tot je moe bent en op dag vier rustiger aan, zodat je spieren kunnen herstellen en je je niet over de kop jaagt. Dat hebben we moeten leren.”

Doorbraak

De hele ploeg profiteerde volgens Carl van de aanpak van Kemkers. Zijn wereldtitel op de tien kilometer in Salt Lake was een voorbode van wat er komen ging. “In 2002 werd Jochem Uytdehaage Europees, Olympisch en Wereldkampioen, Andrea Nuyt werd tweede op de WK-sprint, en vierde op de Spelen. Renate Groenewold deed het redelijk goed. Dat was dus wel zo’n beetje de doorbraak van dit team.” Het is het begin van de glorietijd van het roemruchte TVM-schaatsteam, dat daarna nog een dikke tien jaar internationaal het schaatsen zou domineren.

En ja, er zaten jaren tussen dat deze aanpak verkeerd uitpakte. “We hebben in 2005 en 2009 een minder jaar gehad, omdat we ons over de kop hebben gejaagd.” Maar per saldo heeft het Carl wel heel veel gebracht. “Daardoor heb ik het sprongetje kunnen maken naar dit niveau.” Het bracht hem wereldtitels, Olympisch eremetaal en in 2006 een wereldrecord op de 10 kilometer. Het ietwat geblutste zilveren bord dat hij als aandenken hieraan laat zien is daarvan een stille getuige. “Het lag ergens in de schuur”, is zijn nuchtere commentaar. 

Wereldrecord op houtjes

Uiteindelijk wist Carl in de vijf jaar die hij zichzelf had gegeven zijn doel te halen: de absolute top. En dat niet alleen, hij wist zich ook op dat niveau te handhaven, zelfs toen ‘koning Kramer’ het schaatsen naar een nieuw niveau tilde. Carl was ploeggenoot van Sven en wist hem als een van de weinigen van tijd tot tijd partij te bieden. 

De lessen van Gerard Kemkers, die bij hem voor een omslag zorgden, kwamen hierbij goed van pas. “Dat je fysiek, mentaal, technisch, tactisch en qua materiaal optimaal voorbereid moet zijn. Die combinatie zorgt ervoor dat je wereldkampioen wordt, of niet. Als je in de juiste flow zit, ben je ervan overtuigd dat je zelfs op houtjes een wereldrecord kunt rijden. En dat lukt dan waarschijnlijk ook nog eens.”