SKATE4AIR – Daylight Challenge
‘Kom, we gaan schaatsen’, zei Arnoud Buizer door de telefoon tegen Jochem Uytdehaage. Het was de winter van 2010, drie jaar nadat Jochem zijn schaatsen ver had opgeborgen. Het plezier was weg en eigenlijk was de man uit Blaricum er wel klaar mee. Hij was bezig zichzelf te heruitvinden, zijn avonturen op het ijs had hij definitief achter zich gelaten, zo dacht hij tenminste. Even eerder was hij via een bevriende kinderarts ambassadeur geworden van NCFS, de patiëntenorganisatie voor mensen met de taaislijmziekte Cystic Fibrosis en had hij wat verkennende gesprekken gehad over het opzetten van een sponsortocht om fondsen te werven. Zijn eigen nichtje heeft taaislijmziekte, dus hij maakte het van zeer nabij mee. “Arnoud woonde in Breda en zei: we gaan schaatsen in Giethoorn”, vertelt Jochem nog bijna verwonderd over hoe hij weer op het ijs belandde. “Hij kreeg mij op de schaatsen en we gingen samen op pad.
Geweldig. Toen ben ik weer gaan schaatsen en kwam het plezier terug. Nadat ik stopte was dat echt verdwenen. Het heeft even geduurd voordat ik weer serieus ging schaatsen, maar dat kwam door Skate4AIR.”
Geen koekenbakkers
Dat zit zo: Arnoud Buizer is behalve een groot schaatsliefhebber ook de vader van een zoon, Jochem, die taaislijmziekte heeft. Met zijn vrouw Hanne en met Werner Vervaet had hij bedacht dat hij ‘een leuke sponsortocht voor vrienden en bekenden’ te gaan organiseren. Het organisatorisch begaafde trio wilde dat op het ijs van de Weissensee gaan doen en besloot geen half werk te leveren. Wil je als organisatie je in de kijker spelen, dan is een opvallend boegbeeld, een aansprekende ambassadeur een must. Toen Arnoud in de nieuwsbrief van NCFS las dan Jochem zich voor taaislijmziekte wilde gaan inzetten, diende die persoon zich bijna als vanzelf aan. En Jochem had er wel oren naar. “Ik had al snel door dat het geen koekenbakkers waren”, lacht hij nu twaalf jaar later. Maar daarmee stond hij nog niet op het ijs, dat kwam pas toen hij het telefoontje van Arnoud kreeg om af te reizen naar Giethoorn.
Terug op het ijs
Zijn schaatstocht in Giethoorn bleek het vonkje te leve- ren dat een vuur in Jochem ontstak dat nog altijd niet gedoofd is. “In 2011 organiseerden we de eerste Skate4AIR-toertocht. Toen dacht ik: laat ik maar wat meer gaan trainen.” En Jochem is nou eenmaal Jochem, dus bij simpel een beetje trainen bleef het natuurlijk niet. “Hé jongen, ga je marathons rijden?”, werd hem al snel gevraagd. “Dat vond ik wel lachen bij de C1.” De volgende stap was assistent-baantrainer bij de marathon-baanselectie op de Vechtsebanen in Utrecht, gevolgd door het opzetten van een schaatsploeg waar hij zelf voor ging rijden. Een aantal puike 200 kilometerwedstrijden op de Weissensee vervolmaakten zijn tweede schaatsleven. “Toen heb ik last gekregen van mijn rug en is het schaatsen bij mij wel minder geworden”, legt hij uit. “Ik heb nog wel het NK in Dronten gereden, waar ik vijfde werd bij de B’s. Een klein jaar later, in december 2015, reed hij in het Breda van Arnoud Buizer zijn laatste schaatsmarathon.
Aanmoedigen en motiveren
Het was een afscheid van de wedstrijdsport, maar geen afscheid van het ijs, laat staan van Skate4AIR, legthij uit, alleen zijn rol veranderde enigszins. “Ik heb
in 2014 nog heel hard op de Weissensee gereden, dat was die sneeuweditie. Toen reed ik nagenoeg in m’n uppie 6.53. Maar mijn rug trok het gewoon niet meer. En daarbij is die 200 kilometer ook geen prikkel meer waard, ook de beleving wordt anders. Dus ik sta heel anders op het ijs van de Weissensee.” Het is een rol van aanmoedigen, van mensen er doorheen praten, van die warme mok chocomel aanbieden aan een verkleumde schaatser, van de laatste kilometer op kop rijden van buffelaars die er vrijwel helemaal doorheen zitten. “Een vriend van mij, Christiaan Gaasbeek, had niet verwacht dat hij de 200 kilometer zou rijden. En met een gebro- ken schouder haakten twee volwassen kerels in elkaar, hij achterin. En om weet ik veel, 17.43.38 of zo (een goed kwartier voor de schaatsers moeten stoppen red.) die laatste ronde in willen komen. Want als we die inkomen, dan halen we die 200! Daar heeft hij het nu nog over, dat zijn wel de mooie dingen. Dat heeft dus helemaal niets met hard schaatsen te maken.”
Bijzondere verhalen
Het is een van die mooie momenten die hij meemaakt als ambassadeur van Skate4AIR. “En dat ik de laatste ronden van de 200 kilometer met Martijn Oudeman reed”,vertelt hij over Martijn, een van de mannen van het eerste uur én CF-patient. “Hij is inmiddels overleden, maar als ik terugkijk, dan raakt mij dat emotioneel.” En zo waren er meer momenten, zoals die keer dat er plotseling van Falung naar Luleå moest worden gereisd. “Toen zijn we met de nachttrein 1000 kilo- meter noordelijker gereisd en hebben we met elkaar zoveel bijzondere verhalen gedeeld die het leven ook weer hebben veranderd. Dat je met zoveel CF’ers in de trein zit. Er wordt gezegd dat CF’ers niet teveel bij el- kaar in de buurt moeten komen. Maar ze kennen elkaar zo goed, dat ze hoofd aan hoofd zaten. ‘Als we elkaar besmetten, prima. Wij leven liever twee jaar korter en dat we liefde voor elkaar hebben en met elkaar het leven kunnen leven in plaats van alleen maar spastisch met onze hygiëne om te gaan’. Dat is wel een les die je dan als gezond mens meeneemt.” Als laatste noemt hij de grote betrokkenheid van mensen bij Skate4AIR. “Dat staat bij ons wel hoog in het vaandel. We zijn nooit me- gagroot gegroeid. Het is gewoon klein, betrokken, goed geregeld en kwalitatief goed georganiseerd. Mensen die met ons mee willen hoeven maar een paar dingen te doen. Je moet je inschrijven, je mag trainen en je wordt gevraagd om 750 euro op te halen. En dan heb je het eigenlijk al voor elkaar.”
Beter leven door medicatie
“Het doel blijft nodig en het is ook tof”, vervolgt hij en schetst wat er de afgelopen jaren allemaal is bereikt voor mensen met CF. “De komende editie in Luleå gaat er hopelijk weer een jongen mee die eerder mee is geweest naar Zweden met een longfunctie van 28 procent, maar die door medicatie gewoon weer nieuwe energie heeft. Die zegt: ‘Ja, maar nu wil ik het nog wel een keer proberen’. We hebben echt gezien wat die medicatie doet. Mensen die eigenlijk ziek, zwak en misselijk zijn en helemaal niks meer voorstelden, die kunnen nu gewoon weer werken en zijn echt weer onderdeel van de maatschappij. Het resultaat zie je wel in de afgelo- pen tien jaar. Of vrouwen die eindelijk de moederwens hebben kunnen vervullen, wat voorheen nagenoeg onmogelijk was. Dat is natuurlijk echt niet alleen door ons, maar door de onderzoeken naar medicatie, die door extra bijdragen mede mogelijk zijn gemaakt.”