Met 32 jaar is hij een oudgediende, maar zijn resultaten liegen er nog altijd niet om: de Canadees Laurent Dubreuil is en blijft een schaatser om rekening mee te houden. Met zes podiumplekken in de World Cup is hij, tussen het geweld van ‘jonkies’ als Jenning de Boo en Jordan Stolz, nog altijd kandidaat voor olympisch eremetaal. Met steun van een Nederlandse sponsor hoopt hij komend jaar de kroon op zijn carrière te plaatsen.
Je had een sterk seizoen. Wat waren je hoogtepunten?
“Voor mij was dit een goed seizoen vanwege de consistentie. Ik stond zes keer op het podium op de 500 meter en werd tweede in het eindklassement van de World Cup. Dat was erg mooi. Ook het WK was een goede competitie, al was ik net een paar honderdsten te langzaam voor een podiumplek op de 500 meter. Ik werd vierde op de 500 en vijfde op de 1000 meter. Al met al een heel goed seizoen.”
Toch begon het seizoen wat stroef door een blessure, toch?
“Klopt. In de herfst schaatste ik goed, en in de eerste World Cup-race werd ik tweede achter Jordan Stolz. Maar bij de tweede race in Japan, de tweede 500 meter, raakte ik geblesseerd aan mijn lies. Ik voelde een scherpe pijn na zo’n 40 of 50 meter, maar maakte de race toch af. De dag erna kon ik nauwelijks lopen. Ik probeerde nog te schaatsen in Beijing de week erna, maar dat lukte niet. Het duurde drie weken voordat ik weer echt kon trainen en vier weken tot ik weer kon schaatsen.”
Wat deed dat met je vertrouwen?
“Dat heeft me wel onzeker gemaakt. Zulke blessures kunnen hardnekkig zijn. Als je lies niet herstelt, kom je nooit meer op niveau. En ik ben 32 jaar, geen 20 meer. Je weet nooit wanneer je piek voorbij is. Maar ik heb hard gewerkt, kreeg goede begeleiding van het medische team en na een maand voelde ik me weer mezelf. De tweede seizoenshelft had ik nergens meer last van.”
Nu het seizoen is afgelopen, hoe voel je je?
“Moe, zoals na elk seizoen. Het is ook mijn eerste jaar in vijf jaar dat ik geen medaille haal op een WK of tijdens de Olympische Spelen. Maar dat motiveert me juist. Iedereen die me versloeg op het WK was 23 jaar of jonger. Ik ben 32, dus het is een uitdaging om die jonge gasten bij te houden. Ik wil volgend jaar op de Spelen staan met een kans op een medaille.”
Verder Lezen? Dit is een premium artikel en alleen te lezen in het magazine Schaats Inside 2024-2025 #3.
Wil je het gehele artikel lezen? Word dan lid!
Ook kun je het nummer los kopen