Weerextremen zullen altijd koude winters én Elfstedentochten opleveren, vertelt Piet Paulusma. Ja, de aarde warmt op, maar het levert ook extremen op en dat biedt grote kansen voor ouderwets winterweer, zoals we op dit moment zien gebeuren. “We hebben afgelopen jaren winters gezien op plaatsen waar nooit winters zijn.”
Bui in Ureterp
We herkennen het inmiddels allemaal maar al te goed, van die heftige weersverschijnselen die het weer dicteren. Het kost Piet Paulusma dan ook weinig moeite om ze eventjes op een rij te zetten: “De natte periode, de droge periode, de warmteperiode, de hitteperiode, hittegolven, koude perioden, stormweer, alles in het extreme.” Hij somt het zonder aarzelen op. “En niet te vergeten de zware buien. We hadden het voorheen nooit over een downburst. We hadden het niet over hagelstenen van 5 centimeter doorsnee. Maar je merkte wel dat extremen aan het toenemen waren.”
Het was een bijzonder heftige regenbui ergens midden jaren 80 die de jonge weeramateur Piet Paulusma niet helemaal kon plaatsen, wat later een vooraankondiging bleek van wat ons te wachten stond. “Er was toen een bui van 30 millimeter, volgens mij was het in Ureterp. We zeiden: ‘Dat is heel uniek, dat gebeurt bijna nooit’.” Nu, terugkijkend, was het een voorbode van de weerextremen die inmiddels bijna normaal worden gevonden. “Daarna heb je die extremen gewoon zien toenemen. En dat heeft zich doorgezet.”
Kleine IJstijd
“Als je het hebt over de opwarming van de aarde, dan heb je het over extremen”, legt hij uit. Maar hoe kunnen die extremen, notabene veroorzaakt door die opwarming van de aarde, nu juist zorgen voor een koude natuurijswinter, of wie weet zelfs een Elfstedentocht? Al in 2000 zette Piet zijn theorie uiteen: door opwarming zal het weer onstabiel worden, de zomers warm en de winters zacht en nat. Maar dat niet alleen: die winters, zo voorspelde hij, zullen ook grillig worden. Hij kreeg gelijk, maar ziet in die grilligheid ook wel kansen.
Hij wijst in dit verband op de Kleine IJstijd in de 17e eeuw, tegenwoordig nog altijd tastbaar door de vele geschilderde wintertaferelen met ijs en sneeuw. Toen daalde over een periode van enkele tientallen jaren de temperatuur fors, met extreem koude en ellenlange winters tot gevolg. “Maar er waren ook jaren bij in die ijstijd die heel warm waren”, zegt hij met nadruk. “Dus we hebben nu een warmteperiode, maar er kunnen ook jaren zijn die heel koud worden.” De huidige opwarming is in Piet’s analyse al aan de gang sinds die kleine ijstijd. “Maar het wordt nu versterkt door menselijk handelen.”
Winters op plaatsen waar nooit winters zijn
Op de vraag of je de redenering over warme periodes in de Kleine IJstijd zomaar kunt omkeren, antwoordt hij dat je nu al koude-extremen ziet optreden. “We hebben afgelopen jaren winters gezien op plaatsen waar nooit winters zijn, daar wordt het extreem koud. De oostkust van Amerika is daar een heel belangrijk voorbeeld van. Dan gaat het zo verschrikkelijk tekeer daar, dan vallen er bakken met sneeuw. Als die kou zich een keer verlegt, dan komt die boven Noord Europa te liggen en dan hebben wij er profijt van. En dat kan zomaar.”
Ook wijst hij dat er al in de opwarmingsperiode van de afgelopen 40 jaarmeerdere blokken van koude winters zijn geweest. “’85, ’86 en ’87, dat waren 3 jaren met zwaar winterweer. Dan kom je op ’96 en ’97, toch weer 2 winterjaren achter elkaar aan die stevig zijn. En kom je op ’10, ’11 en ’12, ook weer een periode met winters die er mogen zijn.” En ook in de winter van 2018 ziet hij bewijs dat het gewoon nog kan. “Ik weet dat ik in Wirdum op de ijsbaan stond met windkracht 7, 8 om m’n oren. Zo koud dat het bijna niet te doen was. Als dát begin februari was geweest, dan was het klaar geweest.”
Nog altijd koude periode’s
Intussen lijkt de kans op een goeie natuurijswinter wel steeds kleiner te worden. Was er in de vorige eeuw nog zo’n 15 procent kans op een Elfstedentocht, nu is dat volgens berekeningen al teruggebracht tot zo’n 6 procent, en dat percentage lijkt alleen maar af te nemen. Het is een een somber scenario voor de schaatsliefhebber. “Het houdt een keer op. Dat is ook zo”, zegt hij eerst, maar veert dan op en slaat terug. “Daar wil ik toch wel wat over zeggen, dat zie ik anders. Er zijn veel mensen en collega’s die zeggen: hij komt nooit weer, die Elfstedentocht. Ik denk het wel. Qua ijsdikte kan hij komen. Die gemiddelde 15 centimeter die komt er. Waarom? We hebben gezien dat er ondanks de opwarmperiode, er nog altijd koude periode’s kunnen zijn.”
En mogen we dan al voorzichtig aan de komende winter denken? “Het patroon is niet constant hetzelfde. De luchtdrukverdeling is wat grilliger geworden, wat veranderlijker. Het zou zomaar kunnen zijn dat we deze winter op schaatsen kunnen komen. Ik ben nog niet aan mijn winterverwachting toe, die kan net zo goed uitvallen richting een wisselvallige winter met alleen maar een westelijke stroming.” Maar over de kansen op ouderwets winterweer op de iets langere termijn, is Piet toch optimistisch. “In mijn beleving, in mijn berekening, ga ik er vanuit dat hij, mét inbegrip van deze winter, binnen 5 jaar komt.”
En wie weet, ziet de gevelsteen in de muur van Piet’s huis op een koude winterdag ergens de komende 5 jaar het tafereel zich voor de zestiende keer herhalen, als duizenden schaatsliefhebbers voorbij komen over de schilderachtige grachten van Harlingen. En 5 jaar, dat is voor de 142-jarige gevelsteen in Piet’s huis in een zucht voorbij.
Dit verhaal verscheen in de editie van Proskating van afgelopen november. In iedere Proskating schijnt Piet zijn licht over een ander weerfenomeen. Altijd op de hoogte zijn? Word dan abonnee!