Uit Proskating Magazine
Hij is in al zijn kalmte een vaste verschijning in elk ijsstadion op deze wereld. Ronald van den Ing maakt nooit drukte. Hij staat aan de rand van het ijs, hij observeert, heeft contact met de schaatsers en trekt zich ten slotte terug in zijn hotelkamer, met het materiaal van de beste Nederlandse schaatsers.
Ronald van den Ing uit Roelofarendsveen is dé materiaalman van het Nederlandse topschaatsen. Niemand weet meer van ijzers en buizen, van ronding en buiging, ook wel kromming, dan de oud-schaatser uit de Zuid-Hollandse selectie. Hij werd ooit Nederlands juniorenkampioen supersprint, maar na zijn negentiende plaats bij de NK op de 500 meter, van eind 2004, gaf hij er de brui aan.
Bouwkundig ingenieur
Hij zei, tamelijk voorspellend, dat hij nog wel het nodige zou gaan betekenen voor de schaatswereld. Die grootspraak kwam snel uit. De technische gaven van techneut Van den Ing, afgestudeerd als bouwkundig ingenieur, waren al bekend in de schaatswereld. Dat hij zelf hard kon schaatsen, 37,22 op de 500 meter, hielp ook mee aan zijn reputatie.
Hij ging de Nederlanders helpen bij de aanloop van de Olympische Winterspelen van Turijn (2006). Daarna volgden nog de Spelen van Vancouver (2010) en Sotsji (2014). Nu is hij bezig met de lange aanloop naar Pyeongchang, de Spelen van 2018 in Korea. ‘Ik werk niet met langetermijncontracten, maar ik ga ervan uit dat ik mijn werk al die jaren gewoon voortzet. Nu is het, in het naolympische seizoen, even wat minder. Straks, in de jaren vlak voor Pyeongchang, zal het weer veel drukker worden.’
Uitvinder
Van den Ing is het type uitvinder. Hij heeft een rondingmeter en een radiusmeter op zijn naam staan. Die werkt tot eenduizendste millimeter nauwkeurig. Hij heeft al jaren een eigen eenmanszaak, ING Engineering, die machines en apparaten ontwikkelt en ze in kleine mate ook produceert. Hij heeft ondersteuning van zijn zwager, Dennis Kalker. ‘Hij is mijn tweede man. Als ik weg ben voor de technische ondersteuning van de schaatsploegen, dan kan hij de lopende zaken opvangen. Hij was ook een heel goede schaatser. Dat helpt.’
Van den Ing helpt schaatsers en schaatssters bij voortduring uit de nood. Technische wijzigingen, aan de ijzers zelf, aan de stand van de ijzers, kunnen een schaatser weer de swing teruggeven, het magische gevoel dat elke slag raak is. ‘Ik kan me de EK van 2007 met Ireen Wüst herinneren. Ze verloor die titel in Collalbo op de slotafstand, aan Martina Sablikova. Maar twee weken later werd ze wel tweede op de WK sprint in Hamar, achter Anni Friesinger. Conditioneel was zij nog dezelfde rijdster, maar ik had iets veranderd aan de afstelling waardoor ze haar timing terugkreeg. Opeens kon Ireen haar vermogen weer kwijt op het ijs.’
‘Als je goed bent, stap je het gemakkelijkst over’
Schaatsers zijn maar wat angstig om hun materiaal te wijzigen. ‘Ik zeg wel eens: probeer als je in topvorm bent een weekje aan een nieuwe set te werken. Maar dat durven ze dan niet. Ze zijn als de dood. Ze denken: ik ben op zondag op mijn top, maandag ga ik op andere schaatsen staan en wat nu, als ik dinsdag mijn vorm kwijt ben. Ik ken dat wel. Maar het maakt de overgang naar nieuw materiaal niet eenvoudig. Schaatsers doen dat als het seizoen erop zit. Dan zijn ze lang in rust geweest. Ze zijn niet meer zo goed als eerder. Alles voelt dan ook anders. Dan proberen ze hun nieuwe materiaal en dat werkt dan minder goed uit dan dat van een paar maanden eerder, op dat WK dat zo goed ging. Mijn raad is: als je goed bent, stap je het gemakkelijkst over naar ander materiaal. Zonder vorm, hoe goed je materiaal ook is, dan gebeurt het niet.’
Soms verandert Van den Ing zaken, ‘voor een prikkeling van het systeem’. ‘Je wordt lui, als alles zijn gangetje gaat. Dan verander ik de afstelling en dan schrikt het lichaam, het wordt alerter. Soms help ik op die manier weer de swing of de betere slag te vinden. Als je schaats te vlak is, dan maak ik hem eerst ronder, zodat je sneller draait op je ijzer. Als dan de swing er weer is, kun je weer langzaam naar een vlakkere afstelling. Want zo’n rondere boog in het ijzer maakt dat je het ijs breekt. Je hoort dat wel ik bochten, het kraken, het trappen. De druk per vierkante millimeter is dan groter.’
Fundament in schaatssucces
Met al die wijsheid en ervaring (‘als het ijzer minder hoog is geworden door veel slijpen, dan wordt het stijver’) is Ronald van den Ing met recht een fundament in het Nederlandse schaatssucces. Hij werkt deels voor de bond, de KNSB, en deels voor de commerciële teams. Uit Azië, bij de eerste wereldbekers, bleef hij weg, omdat de budgetten dit jaar anders zijn. ‘We sparen geld voor de komende jaren, als bijna elke race belangrijk is. Nu heb ik net alle schaatsen in mijn handen gehad bij de NK afstanden van Heerenveen. Pas in Berlijn kom ik weer in actie. Of ik spring in, zoals bij Jan Blokhuijsen die zijn materiaal op orde tracht te krijgen. Dan ga ik een dagje op en neer naar Heerenveen.’
Hij kan niet 365 dagen betaald krijgen voor zijn onbetaalbaar goede arbeid. Van den Ing kreeg zelfs geen bonus voor de 24 olympische plakken van Nederland in Sotsji. ‘Een schouderklop. Dat was het wel.’