Het keerpunt van… Bob de Jong

Ik heb het geflikt op het podium van de ultieme race”

Tekst Johan Boef
Foto’s Martin de Jong en Vincent Riemersma

Als Bob de Jong over de streep komt in een afgeladen Oval Lingotto in Turijn slaat hij zijn handen voor zijn mond. Zijn eerste gedachte is ‘God, ik heb het geflikt’. Het is ‘pure emotie’ van een sportman die vooral zichzelf heeft overwonnen, 10 eindeloze kilometers lang. Een half rondje verder komt de uitbarsting pas echt, als het besef indaalt dat dit écht een hele goeie tijd is, een tijd die wel eens een Olympische medaille kan opleveren. Het contrast van Bob’s gouden race in Turijn met die andere Olympische race, 4 jaar eerder, kon niet groter zijn. Na dat dramatische optreden komt hij op een kruispunt waar menig sporter zou zijn afgehaakt. Maar niet Bob de Jong.

Op missie voor de ’10’

Bob en de 10, het is inmiddels een cliché, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. ‘Bob woont in de 10’, ‘zonder Bob is de 10 de 10 niet meer’ en ‘speciaal voor Bob heeft God de 10 geschapen’, het is zomaar een greep uit de superlatieven die onderstrepen hoezeer Bob’s naam is verbonden met die 10 kilometer. Onlosmakelijk.

En eigenlijk klopt het gewoon. Zelfs nu, 5 jaar na het beëindigen van zijn carrière, is Bob bepaald niet klaar met zijn afstand. Hij doet namelijk nog altijd een soort zendingswerk, om ‘die 10’ toch vooral maar op de schaatskaart te houden. De Haarlemse ijsbaan is zijn missiepost, vanwaar hij het evangelie van zijn favoriete afstand preekt. En dat is hard nodig, want de top op ‘de 10’ werd wel heel erg smal. De podiums werden wel heel Nederlands, of hadden toch minstens een Nederlands kleurtje.

Maar zijn woord draagt vrucht, want de afgelopen jaren kwamen ze: de potentiële nieuwe 10 kilometer-kampioenen. Uit binnen- en buitenland. Noren, Duitsers, Canadezen, Italianen, allemaal stonden ze aan de start van de Bloksma 10 Kilometer Bokaal. En ziedaar, een oud deelnemer als Jordan Belchios timmert ineens flink aan de weg op de lange afstanden. En nee, het is niet gezegd dat dit allemaal aan Bob te danken is, maar hij heeft wel zijn bijdrage geleverd.

BOB de Jong met de schaatsoscar voor zijn verdiensten op de tien kilometer

Echec in Salt Lake

Want die ‘10’, die mag niet weg. Daarvoor is de afstand te veel vergroeid met de man uit Leimuiden. Het is de afstand die hij al als jochie van 9 jaar schaatste, op de Drecht, op natuurijs. Tijdens die heerlijke winter van 1986. Met een dispensatie-brief van zijn ouders op zak, die tocht was eigenlijk voor oudere kinderen, schaatste hij naar de sierlijke ophaalbrug van Bilderdam en vandaar weer terug naar Leimuiden. 

Het is ook de afstand waarop hij als ‘broekie zonder zorgen’ in 1998 zomaar een zilveren medaille pakte op de Spelen in Nagano en waar hij vervolgens jarenlang vrijwel altijd kandidaat voor de winst was. En als dan in 2001 het Olympische seizoen aanbreekt, is de vorm ook daar. Bij vrijwel alle 5- en 10 kilometers die hij rijdt staat hij op het podium, nationaal en internationaal, dus is het logisch dat hij op beide afstanden tot de favorieten wordt gerekend. Maar het liep anders.

“Het is een combinatie geweest van mentale druk, waar ik niet goed mee om ben gegaan en de onbekendheid met het presteren op hoogte in Salt Lake “, zegt hij nu, 18 jaar later. Want het gaat mis in Salt Lake City, het gaat goed mis. Na een dramatische 5 kilometer weet hij zich niet te herpakken, en wordt hij op ‘zijn’ 10 kilometer, op zijn eigen afstand, een na laatste. Een drama, niets meer en niets minder. Maar wat ging er nou mis?

Omgaan met rijden op hoogte

En gek genoeg viel pas dit jaar, op het WK afstanden in hetzelfde Salt Lake City het kwartje. “Wat afgelopen week op het WK naar boven kwam, dat overkwam mij toen ook”, zegt hij nu. Hij doelt hiermee op de tegenvallende prestaties van de Nederlandse favorieten Jorrit Bergsma en Patrick Roest, die net als Bob indertijd al het hele seizoen prima in vorm zijn, maar het op de Amerikaanse hooglandbaan lieten liggen. 

“Ik heb het altijd op het mentale vlak gezocht, omdat dat de enige theorie was die voorhanden was. Maar als je de wedstrijden van afgelopen jaar terughaalt, dan kan het ook wel geweest zijn dat de hoogte een rol speelde.” Die hoogte speelt niet voor iedereen dezelfde rol. Het jaar ervoor had hij bijvoorbeeld wel goed gereden in Salt Lake. “Ik ben ervan overtuigd dat het ook te maken heeft met de timing van je voorbereiding op hoogte. Dat kan te kort zijn geweest, of juist te lang, wie het weet mag het zeggen. Ook het Jumbo-team heeft in Collalbo continue op hoogte gezeten. Maar in de periode naar Salt Lake, wat is dan de ideale tijd? Een aantal rijders van Jacques’ team hebben wel gepresteerd in Salt Lake, maar Patrick valt dan tegen. Als je ziet wat hij vervolgens in Hamar voor elkaar krijgt, dan kun je dat heel makkelijk terugschuiven naar een stukje fysiologie op hoogte.”

De eerste stap naar revanche

Maar of het nou mentaal was of kwam door de hoogte, de klap kwam bij Bob keihard aan. Tranen, vertwijfeling, criticasters die uit hun holen kropen, de hoon van een deel van het schaatspubliek, hij kreeg het allemaal over zich heen. “Er werd aan alle kanten op me ingepraat dat het mentaal was, dus ja, dat ga je dan geloven.”

Toch laat Bob al een paar weken later in Inzell zien dat hij over een flinke mentale veerkracht beschikt. Die wedstrijd noemt hij nu nog steeds ‘beangstigend’, maar hij rijdt een prima 5 kilometer. Het blijkt een keerpunt. “Uiteindelijk zat ik maar 2, 3 seconden achter mijn normale eindtijd.” Het is een eerste stap naar de revanche waar hij naar snakt. 

De tweede klap deelt hij het volgende seizoen uit in Berlijn. “Ik was gewoon bezig te laten zien dat het een eenmalig iets was. Dat heb ik meteen in Berlijn op het WK laten zien. Ik pakte een wereldtitel en ik heb nog nooit zo dichtbij een tweede wereldtitel gezeten. Ook op de 5 kilometer werd ik toen bijna wereldkampioen, op 1 seconde.” Bob is een half jaar na ‘Salt Lake’ meer dan de oude: hij is zelfs beter dan ooit. 

Toenemende druk

Maar het blijft knagen, die mislukte Olympische race, zeker als in 2006 de volgende editie zich aandient. Ja, Bob wil daar zijn gram halen, zeker in Italië. “Italië was voor mij een fantastisch land, dat mij aan alle kanten aantrok. Dat had ik met Amerika niet. Toen ik al in 1999 hoorde dat het in Italië was, leefde dat ook meteen, het vuur ging meteen in mij branden. Dat had ik in Amerika niet. De Olympische Spelen in Italië maakte wel echt iets in mij los.”

Maar als hij zich in Heerenveen kwalificeert, ‘begint het te knijpen’ in zijn lichaam, zoals hij het zelf omschrijft. “Want dan kom je op hetzelfde podium, de Olympus. Dan wordt van je verwacht dat je het weer gaat doen. Dan is daar die druk, iedereen kijkt ernaar met een blik van: ‘Vier jaar terug redde je het niet’.” Het is druk door concurrenten opgelegd, maar ook door goedbedoelende vrienden.

Zijn vaste sportpsycholoog komt eraan te pas en samen gaan ze hard aan de slag. “De emotie uit je systeem halen. Wat er gebeurt is op het moment”, is de boodschap. “Hoe ga je naar de start toe, hoe pak je je ontspanning, op welke momenten pak je die, op welke momenten moet je waaraan terugdenken en welke kanten kun je die gedachten opsturen”, zijn de ingrediënten waar hij mee aan de slag gaat. 

‘Ik heb het geflikt’

Wat hij denkt aan de start kan hij zich niet meer herinneren. Wat hij denkt tijdens de race weet hij ook niet meer. “Je bent gewoon bezig met je focuspunten. Je geeft continu je aandacht op waar je mee bezig bent, met je taken uitvoeren, met je focuspunten: De bochten, de techniek, het aantal ronden, een tegenstander die je wel of niet in de gaten houdt.” 

Het resultaat is een strakke race met een scherpe tijd. Dat het goed zit weet Bob al tijdens de race en op de streep is de ontlading groot. “Het was de pure emotie die direct na de streep omhoogkwam. Vijftig meter na de streep sla ik met mijn handen voor mijn mond, met het idee van ‘God, ik heb het geflikt, ik heb geflikt wat ik kan’.” Want dát is het, dat hij, Bob de Jong, laat zien waar hij toe in staat is. “Dit is het niveau, dit is wat er in mijn lichaam zit.”

De race op zich gaf Bob al enorm veel voldoening. Zijn tijd ruikt naar een medaille, maar welke kleur, dat moet nog blijken uit de zes ritten die nog volgen. Johann Olav Koss feliciteert hem alvast: ‘Aan deze tijd gaat niemand meer komen’, zegt de schaatslegende optimistisch. En hij krijgt gelijk. Zes ritten later ligt Bob op zijn rug op het middenterrein, de handen voor zijn ogen geslagen. “Ik heb het geflikt op het podium waar de ultieme race moest gebeuren.”

Overtuigend en zelfbewust

De race in Inzell, een paar weken na het drama in Salt Lake City was voor Bob een eerste keerpunt, zijn wereldtitel in Berlijn het jaar erop was een bevestiging daarvan. Maar het echte keerpunt was de gouden medaille die Bob tegen alle verwachtingen in oogstte in ‘zijn’ Turijn. Vanaf dat moment is zijn naam als superstayer definitief gevestigd en is hij nog een goede 9 jaar vaste klant op het podium. “Overtuigend, zelfbewust, weten wat ik aan het doen ben”, zo omschrijft hij zichzelf als hij jaren later in Inzell eindelijk die dubbel binnenhaalt en wereldkampioen wordt op zowel de 5- als de 10 kilometer. En daar was hij nooit geweest zonder de ervaring van die Spelen van 2002 en 2006. De ‘10’, het is de afstand waar Bob lief en leed mee heeft gedeeld en die hem gemaakt heeft tot wie hij is.

Meer van dit soort verhalen lees je in Proskating magazine.